Het proces De Gelder: enkele bedenkingen

Het proces van Kim De Gelder stond in het teken van de vraag naar ‘toerekeningsvatbaarheid’ en het psychologische profiel van de beschuldigde. Beide discussies lijken me echter van perifeer belang om niet te zeggen dat ze aan de realiteit voorbij gaan.

Laat ik met de psychologische vraagstelling beginnen. Is Kim De Gelder een schizofreen of een psychopaat (of iets daartussen, ‘schizotypisch’ met ‘anti-sociale’ trekken)? Daarover ging de discussie en dat maakt haar mijns inziens bij voorbaat vruchteloos. Zijn Ivan Karamazow en Nikolaj Stawrogin, twee belangrijke personages in het werk van Dostojewski, psychoten of psychopaten? Voor beide valt iets te zeggen, maar bovenal leert ons het echte psychologische weten van Dostojewski dat dergelijke onderscheidingen nauwelijks iets aan het inzicht toevoegen. Het is typisch voor wetenschappen die geen wetenschappen zijn dat ze zich verliezen in ontelbare onderscheidingen en de discussies over die onderscheidingen gaan associëren met ‘serieus wetenschappelijk onderzoek’. Zelf heb ik het toppunt daarvan mogen aanschouwen in de literatuurwetenschap: holle, of tenminste zelfreferentiële begrippen die toch zo gehanteerd worden dat ze iets lijken te betekenen, afbakeningen van twintig soorten metaforen en vertelsituaties waaraan de meest gekunstelde ‘conclusies’ worden gekoppeld, eindeloze discussies over die begrippen en afbakeningen – daarmee produceert men een ‘wetenschap’ die verbergt dat men geen wetenschap heeft, geen basis van reëel inzicht. In de psychologie is het niet anders, al moet ik natuurlijk toegeven dat daar tenminste wel aspecten van de werkelijkheid worden waargenomen (zij het niet begrepen), terwijl het in de literatuurwetenschap veelal het discours zelf is en het feit dat mensen het serieus nemen – mede omdat het discours aansluit bij onderliggende verwachtingen van zowel ideologische als ‘professionele’ aard -, die verklaren waarom men… het serieus neemt. In de psychologie heb je dus wel degelijk observaties die ergens op slaan en ook de categoriseringen zijn niet totaal willekeurig. Echter, ook de aloude astrologie sloot niet uit dat men correcte waarnemingen deed over patronen in wat zich afspeelt aan de sterrenhemel. Wat ontbreekt – ook in de psychologie -, is het juiste kader om die waarnemingen echt te vatten. Waar dat kader ontbreekt, treden ‘categorieën’ in de plaats, vermengd met de onkritische ‘common sense’ die men erop projecteert (het hele debat over ‘psychose’ versus ‘veinzen’ bij De Gelder is op zich al symptomatisch voor die vermenging met de ‘common sense’). Het helpt ons overigens geen stap verder om categorieën en onkritische interpretaties van die categorieën aan te vullen met hersenscans. Een scan is een print, een afdruk van het mimetisme: op zich verklaart dat niets. Het maakt alleen ‘iets’ zichtbaar, hetzelfde ‘iets’ waarvoor men geen verklaring heeft. (Zelfs de band met het ‘iets’ van de categorieën, die zelf m.i. al niet wetenschappelijk in de zin van wetmatig-verklarend zijn, is nog onduidelijk.) Wie echt iets van De Gelder wil begrijpen, van zowel zijn zogezegd ‘schizofrene’ kant – en van ‘psychose’ is er bij hem zeker sprake (geweest), alleen moet je de psychose dan ook begrijpen (cf. wat ik in dat verband schrijf over Nietzsche en Wain) -, als van zijn zogezegd ‘psychopathische’ kant – van de ‘kilte’ en de mysterieuze ‘lach’ – verwijs ik – zoals al aangegeven – naar Dostojewski, De Demonen en De gebroeders Karamazow (maar eigenlijk ook Misdaad en straf). Daarnaast moet dan ook nog het verslavende aspect van de seriemoord bedacht worden. Is het overigens toevallig dat in beide genoemde romans ook kinderen een belangrijk motief vormen?

Tussen haakjes: het viel me op dat het (derde) psychologenteam dat nog het dichtst bij een verklaring kwam (weliswaar een waar ik me niet in kan vinden) psychoanalytici waren. De psychoanalyse is zoals bekend in diskrediet gebracht door de ‘serieuze’, ‘wetenschappelijke’ psychologie maar blijkbaar is dat niet per se een vooruitgang… Even opvallend was het feit dat ze net bijzonder hard werden aangepakt omdat ze een zeer goed onderbouwde kritiek hadden verwoord op het verslag van de gerechtspsychiaters. Wie nu eenmaal het kader van de huidige (gerechts)psychiatrie aanvaardt, die moet toegeven dat hun kritiek binnen dat kader erg rationeel gemotiveerd was en juist daardoor veel meer ‘onaanvaardbaar’ dan het eerdere, meer verwarde betoog van Ringoet. Het zal wel geen toeval zijn dat uitgerekend deze psychologen niet alleen werden ‘weggezucht’ maar ook, als waren ze zelf beschuldigden, werden afgesnauwd door de advocaat Vermassen. (Ik zeg dit niet om Vermassen te bekritiseren: precies die harde reactie van hem bewijst dat hij een goede advocaat voor zijn cliënten is, alweer binnen het systeem, in dit geval dat van het recht, dat nu eenmaal bestaat.) Zoals gezegd ben ik het echter niet eens met de verklaring van de psychoanalytici dat De Gelder krankzinnig zou zijn omdat voor hem het verschil tussen zijn ‘ik’ en de ‘ander’ vervaagt, ook al is die observatie als zodanig deels terecht: precies die vervaging is immers om zo te zeggen het ‘waarheidsmoment’ binnen de psychose voor wie de mimetische theorie een beetje kent.

Tenslotte nog iets over de vraag naar de ‘toerekeningsvatbaarheid’. Dat is uiteraard een volkomen imaginaire discussie, gefundeerd in het tegen beter weten in handhaven van de metafysische idee van een vrije wil. Dat is zo evident dat ik er eigenlijk niet verder op wil ingaan, tenzij om even iets anders duidelijk te maken. Dat men de vrije wil als een metafysische illusie beschouwt, hoeft niét te impliceren dat men een reductionist moet zijn die alles herleidt tot biochemische processen, zoals veelal wordt gedacht. Zoals gezegd verklaart dat mijns inziens op zichzelf genomen zelfs zeer weinig en is het dus geenszins reductionistisch in de goede zin van het woord: herleidend naar de reële verklarende achtergrond. Het determinisme moet gedacht worden vanuit het mimetisme en de cultuur. Daarbinnen geldt de aloude stelling van Sokrates: wie het goede kent, doet het ook. Omgekeerd: wie het goede niet doet, kent het ook niet of onvoldoende. Wat bedoel ik daarmee? Het probleem van De Gelder – tenminste wat de vraag naar ‘toerekeningsvatbaarheid’ betreft – is niet anders dan dat van ons allemaal. Kennen wij niet allemaal het onderscheid tussen goed en kwaad? We moeten onze medemens helpen, ons met hem verbonden weten en hem niet als onze rivaal in ons eigen vermeende ‘voordeel’ te snel af willen zijn (alhoewel, de (‘psychopathische’?) theorieën van het liberalisme stellen zelfs dat in vraag). Over het algemeen weten we perfect wat ‘het goede’ is – in abstracto! Maar dat ‘weten’ is bij nader inzien niets meer dan enerzijds een verbaal ‘weten’ – niet eens ‘theoretisch’ te noemen, want dat zou al vooronderstellen dat men er een rationele onderbouwing van kan geven – en anderzijds het product van de socialisering waarvan we de grenzen zelden overstijgen. In feite weten we dus helemaal niets – waarmee ik niet wil zeggen dat we het niet zouden kunnen weten – en dat bewijzen we over het algemeen dag in dag uit in de praktijk, zij het meestal binnen de grenzen van de wettelijkheid. Het weten is niet reëel genoeg om in allerhande situaties aanwezig en toepasbaar te zijn. Hetzelfde geldt voor De Gelder. Alleen heeft dat bij hem door een aantal spelingen van ‘het lot’ en het mimetisme veel nefastere gevolgen gehad.

Tot slot: laten we hopen dat de al bij al intelligente maar verdwaalde jongeman niet psychisch degenereert in de gevangenis, een risico dat zeer reëel is, zelfs los van ‘schizofrenie’. Ik wil ook mijn appreciatie uitdrukken voor al wie niet van De Gelder zelf nog meer dan nu al het geval is een bijkomend slachtoffer wil maken.