Persoon en zaak

Af en toe gebeurt het dat mensen mij aanspreken over mijn doctoraat en mijn blog. Ik heb moeten vaststellen dat sommige mensen mijn verweer tegen de universiteit nogal krachtig vinden en zich afvragen of ik een strijd voer met bepaalde personen.

Ik ga hier op in – nogmaals, overigens – omdat dit raakt aan wat volgens mij van cruciaal belang is voor een elementaire wetenschappelijke attitude en dus voor een gezonde wetenschappelijke praktijk: het onderscheid tussen persoon en zaak. (Niettemin betreur ik het dat ik door hier op in te gaan deels verplicht word om zelf de aandacht af te leiden van de zaak zelf.)

De volgende twee uitspraken zijn voor mij tegelijkertijd van toepassing, ook al lijken ze contradictorisch als men zich het bovengenoemde onderscheid niet voor ogen houdt:

1. Ik ben de universiteit en de omkadering die ze me bood zeer dankbaar voor de mogelijkheid om mijn doctoraat te schrijven. Het siert de mensen rond mij dat ze mij bij de voorbereiding van mijn doctoraat absoluut niet gehinderd hebben, ook al was mijn afwijkende mening hen bekend. Ik heb van niemand vijandschap ervaren, integendeel veel goede wil. De weerstand die ik ervoer tegen mijn standpunten kwam me goed van pas; ze heeft me ertoe aangezet mijn eigen standpunt maximaal aan te scherpen. Wie het niet met me eens is, vindt makkelijk de punten waarop ik mijn theorie zich verder moet bewijzen, wat ze ondertussen dan ook gedaan heeft.

2. Ik ben ervan overtuigd dat het gros van de huidige menswetenschappelijke productie onzinnig of in het beste geval perifeer is, dus ook in de literatuurwetenschap. Ik aanvaard niet het geloof in de huidige universiteit en menswetenschap als een neutrale ruimte waarin standpunten op hun inhoud beoordeeld worden. Ik heb een beschrijving van de reacties op mijn doctoraat toegevoegd om te tonen hoe de universiteit een rituele context creëert waarin  ongeëvenaarde maar voor pluralisten niet te aanvaarden hypotheses en theorieën zonder zinnige argumenten worden geneutraliseerd, zoals ik eerder al in mijn doctoraat zelf betoogde.

Men kan niet van mij verlangen dat ik een van de bovenstaande uitspraken laat vallen. Ik kan niet uit sympathie voor bepaalde mensen van de universiteit mijzelf plots gaan tegenspreken. En ik wil evenmin mensen persoonlijk treffen door mijn standpunten (in de wetenschap kan dat ook niet want standpunten – ik wil uiteraard andere standpunten die inhoudelijk niet deugen wél treffen, net als de gangbare schijnwetenschap – zijn geen personen).

“Ik hou van Plato, maar van de waarheid nog meer”. (Aristoteles)

PS: Uiteraard is het niet zo simpel als ik het hier laat uitschijnen. Wanneer namelijk een manifest en duurzaam falen aan de orde blijkt te zijn op het inhoudelijke vlak (en enkel dan!), dan kan men niet anders dan ook de motieven en oorzaken achter (het blijven voortduren van) dat falen te onderzoeken. Dat is gevaarlijk terrein, maar daarom niet minder geschikt voor een wetenschappelijke, op de inhoud (in dit geval van die motieven en oorzaken) gerichte benadering. Uit ethische overwegingen (en om redenen van relevantie) beperk ik (de explicitering van) mijn onderzoek op dat vlak tot processen op groepsniveau.